Straatverkopersplaag
Ik kan al tijden niet meer door een winkelcentrum lopen zonder aangesproken te worden door een persoon die mij iets wil verkopen, mij ergens lid van maken, mij ergens voor wil laten tekenen of mij anderzijds iets wil aansmeren. Tijden geleden schreef ik een gedicht over hen getiteld ‘Bindingsangst op koopzondag‘ en dat ik regelmatig tijdens optredens voordraag.
Tot vandaag schudde ik tegen de straatverkopers zelf mijn hoofd, of ik mompelde vriendelijk lachend iets in een niet bestaande taal.
Vandaag keek ik de jongeman vriendelijk aan en ik sprak: ‘Gister, gister heb ik een gesprek verkocht‘ de openingszin van mijn gedicht ‘Nu de duinen rusten‘ en dat gaat over een verkoper die wordt binnen gevraagd door een vriendelijke oude vrouw die hem haar hele levensverhaal vertelt waarna de verkoper tot het inzicht komt dat verkopen niet voor hem is weggelegd. ‘Gesprek verkocht?’ vroeg de jongeman verbaasd. Ja zei ik en ik droeg de rest van het gedicht voor tot het einde:
Baas,
Ik word nooit een tópverkoper
Ik verkwansel al mijn tijd is geld
mijn hele leven als dat moet
aan een ieder die mij binnenvraagt
voor 1 kop koffie met iets zoets
VRIENDELIJKE groet
Waarna ik de de jongeman nog eens vriendelijk aankeek en ietwat verward achterliet.
Zijn versie over deze gebeurtenis zal ongetwijfeld anders luiden.